De rechtbank Noord-Holland verwijst luchtvaartmaatschappijen die een kort geding tegen de Staat aanspanden, omdat de staat het aantal vluchten op Schiphol wil verminderen tot 478.000 vluchten per jaar, door naar de Raad van State. De vorderingen tegen Schiphol om het besluit van de Staat niet uit te voeren wijst de voorzieningenrechter dan ook af.

De Staat is van plan om op 8 mei 2025 een besluit te nemen om het Luchthavenverkeersbesluit te wijzigen. Het aantal toegestane vluchten voor Schiphol wordt daardoor verminderd van maximaal 500.000 tot maximaal 478.000 vluchten per jaar. Tien luchtvaartmaatschappijen zijn het daar niet mee eens. Zij hebben daarom een kort geding aangespannen tegen de Staat en Schiphol. De luchtvaartmaatschappijen hebben de rechter gevraagd de Staat te verbieden om het voorgenomen besluit te nemen. Daarnaast hebben de luchtvaartmaatschappen gevraagd om Schiphol te verbieden om dat besluit uit te voeren. Zij willen dat Schiphol bij de verdeling van de vluchten uit blijft gaan van maximaal 500.000 vluchten. Volgens de luchtvaartmaatschappijen is het besluit van de Staat in strijd met nationale en internationale regelgeving.

Beslissing van de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter verklaart de luchtvaartmaatschappijen niet-ontvankelijk in hun eisen tegen de Staat. De voorzieningenrechter oordeelt dat de luchtvaartmaatschappijen het besluit van de Staat van 8 mei kunnen afwachten. Daarna kunnen zij tegen het besluit tot vermindering van het aantal vluchten beroep instellen bij de Raad van State. Volgens de luchtvaartmaatschappijen is het voor hen nadelig als zij pas in beroep kunnen bij de Raad van State nadat de Staat het besluit heeft genomen. Het zou voor hen dan te laat zijn om alsnog extra vluchten toegewezen te kunnen krijgen, als zij bij de Raad van State gelijk krijgen. De voorzieningenrechter vindt dat de luchtvaartmaatschappijen dat niet aannemelijk hebben gemaakt. Zij kunnen bij de Raad van State in een voorlopige voorziening vragen het besluit tot vermindering van het aantal vluchten te schorsen. De Raad van State kan daarop binnen enkele weken beslissen. Dat is snel genoeg om  nadelige gevolgen van het besluit tot vermindering van het aantal vluchten te voorkomen.

Belangen van omwonenden

De rechtbank Den Haag heeft op 20 maart 2024 geoordeeld dat de Staat moet zorgen voor betere rechtsbescherming van de omwonenden van Schiphol tegen geluidsoverlast. De wetgever heeft daarom in april van dit jaar de wet gewijzigd, waardoor alle belanghebbenden, en dus ook de omwonenden, tegen een besluit tot wijziging van het aantal vluchten in beroep kunnen gaan bij de Raad van State. De omwonenden hebben dan ook een laagdrempelige mogelijkheid om het besluit tot vermindering van het aantal vluchten aan de rechter voor te leggen. De voorzieningenrechter oordeelt in de uitspraak van vandaag dat het ook daarom van belang is dat de procedure bij de Raad van State wordt afgewacht. 

Vorderingen tegen Schiphol

De voorzieningenrechter oordeelt dat Schiphol niet onrechtmatig handelt als zij het besluit tot vermindering van het aantal vluchten uitvoert. Dat kan pas aan de orde zijn als de Raad van State heeft vastgesteld dat het besluit van de Staat in strijd is met het recht. De voorzieningenrechter wijst daarom de vorderingen van de luchtvaartmaatschappijen tegen Schiphol af.